Een kniptorlarve verplaatst zich verticaal en zakt tot 40 cm diepte in geval van droogte of vorst.
Ontwikkeling van de larven
De larven ontwikkelen zich in gemiddeld 4 jaar, afhankelijk van de weersomstandigheden. Het volwassen dier verschijnt in het 5e jaar.
Vruchtbaarheid van volwassenen
Een vrouwtje legt per jaar ongeveer 150 eieren.
Bestrijding van kniptorren
De door deze bodeminsecten veroorzaakte schade is de afgelopen jaren toegenomen. De meeste schade wordt veroorzaakt door kniptorren (Agriotes spp.).
De hernieuwde opkomst van kniptorren houdt verband met het wegvallen van allerlei oplossingen voor verschillende teelten (aardappelen, maïs, groenten...). De middelen om kniptorren onder controle te krijgen door wisselteelt nemen af. Het is daarom van belang ze onder controle te krijgen in gewassen waarbij dit nog mogelijk is.
Kniptorren in aardappelen
De schade door kniptorren in aardappelen neemt de afgelopen jaren weer toe. Deze schade is te wijten aan larven van 3 soorten kevers: Agriotes lineatus, Agriotes obscurus en Agriotes sputator, die behoren tot de familie van Elateridae.
Ontwikkelingscyclus
De volwassen kever legt in mei-juni eieren in teeltgewassen of begroeide grond met een voldoende vochtige bodem (granen, weiden, aardappelen...). Daarmee begint een levenscyclus van 5 jaar. Tijdens de eerste 4 jaar maken de larven 6 tot 10 larvestadia door, waarbij ze steeds groter worden. De ernst van de schade hangt af van de leeftijd en de grootte van de larven. Tijdens zijn eerste jaar veroorzaakt de kniptorlarve maar weinig schade aan de teelten. Vanaf het voorjaar van het tweede jaar wordt de schade, door de opwarming van de bodem, groter en deze neemt toe tot het 4e jaar. In de loop van het 5e jaar verpopt de larve zich in het laatste stadium tot een volwassen kever. Tijdens zijn ontwikkelingscyclus komt de kniptorlarve verschillende wisselteeltgewassen tegen die uiteenlopende groeikansen bieden.
Op één perceel kunnen verschillende cyclussen tegelijk aanwezig zijn en zijn larven in verschillende stadia te vinden.
De belangrijkste risico's bij aardappelen
De belangrijkste risicofactor bij aardappelen is de ontginning 1 tot 3 jaar na het ploegen van een weiland of de aanwezigheid van weide of braakliggend land in de wisselteelt. Dankzij de vochtige omstandigheden en een gunstig voedselaanbod nemen de legsels en de larvenontwikkeling toe. Het risico is het grootst in het tweede jaar. Tijdens het eerste jaar na het ploegen volstaan de ondergeploegde planten als voedsel voor de kniptorren en is de schade aan de teelt beperkt. Daarom wordt ploegen van weiland vooral aangeraden aan het einde van de zomer in plaats van in het voorjaar en is het af te raden om in de eerste twee jaren daarna aardappelen te poten.
De huidige fytofarmaceutische bestrijdingsmiddelen maken het mogelijk de teelt tijdens het eerste deel van het seizoen te beschermen tegen knagen aan de wortels en schade aan de moederknol en de dochterknollen aan het begin van de ontwikkeling. De nawerking van de oplossingen volstaat echter niet om late aanvallen van kniptorren te voorkomen als er weer gunstige weersomstandigheden optreden. Het risico van weigering door de industrie is in dat geval bepaald niet ondenkbaar.
Bestrijdingsmiddelen voor kniptorren
De bestrijding van kniptorren moet gebeuren tijdens de hele wisselteelt, met toepassing van gewassen waarbij bestrijdingsmiddelen zijn toegestaan (aardappelen, maïs, granen...). Door middel van een evaluatie met behulp van vallen is het mogelijk de besmettingsgraad van een perceel te schatten en te beslissen over de noodzaak van ingrijpen.
Bij aardappelen berust de bestrijding op de preventieve toepassing van insecticide in de plantrij.
Syngenta biedt twee oplossingen voor bestrijding van kniptorren in aardappelen:
Force Evo: nieuw microgranulaat, onlangs toegelaten
Nemathorin: granulaat tegen kniptorren en aaltjes
Alle informatie over Force Evo
Ontdek onze nieuwe microgranulaatoplossing tegen kniptorren