Symptomen
De schimmel komt zowel tijdens de teelt als in de na-oogst voor, dit laatste vooral in bloemen en fruit. Deze schimmel veroorzaakt ‘pokken’ op bloemen die ook uit kunnen groeien tot grote vlekken. Op bladeren ontstaan waterige geelbruine, bruine of grijze vlekken/strepen. Ook op stengels kunnen grijsbruine lesies ontstaan. Bij vochtige weersomstandigheden kan het aangetaste deel zijn bedekt met grijs-bruine (grauw) schimmelpluis. Bloemen kunnen vervormd, scheefgegroeid of verdroogd zijn. In veel bloemisterijgewassen treedt de ziekte met name in de na-oogst fase op. Bij aantasting van moerplanten treedt uitval van stek op. In groenten kunnen stengels afsterven boven stengelplekken veroorzaakt door Botrytis. In sla maakt de schimmel deel uit van het voetrotcomplex. In aardbei treedt de ziekte ook vooral in de na-oogst op.
Optimale omstandigeden
Onder koele, vochtige omstandigheden en bij een hoge luchtvochtigheid zijn bloemen bijzonder gevoelig voor Botrytis. Dit treedt vooral op in de na-oogst. De infectie wordt bevorderd, wanneer het blad langer dan vier uur nat blijft. Bij aanwezigheid van vocht vanuit wonden die ontstaan zijn bij snoeien en plukken in groentegewassen, kan de schimmel ook onder drogere omstandigheden sterk optreden.
Verspreiding/overleving
De schimmel overwintert in aangetaste bloemdelen, bladeren, knoppen en andere delen van de plant en in gewasresten. Verspreiding vindt plaats door de wind, luchtverplaatsing of opspattend water. Ook het ruimer zetten van besmette planten, beregenen of het winnen van stekken kan bijdragen aan de verspreiding van sporen.