Hoe resistentieproblemen tegen herbiciden tegengaan?

Resistentieproblemen tegen herbiciden

Almaar meer onkruid is resistent tegen herbiciden. Het betreft vooral de grassen. In België zijn het vooral de duist, maar ook de grote windhalm en het raaigras dat almaar resistenter blijken te zijn. En Europa zijn de resistentieproblemen vooral te wijten aan 4 herbicidefamilies: de FOP's en DIM's (A), de sulfonylurea (B), de triazinen (C1) en de urea (C2). In tegenstelling tot fungiciden, kent de resistentie tegen herbiciden een tragere evolutie, in tijd en ruimte. Onkruid kent immers veel langere levenscycli dan fungi en verplaatst zich minder snel en minder ver dan pathogenen.

Iedere tegenslag in onkruidbestrijding is daarom niet noodzakelijk toe te schrijven aan een resistentieprobleem. Andere elementen kunnen er eveneens verantwoordelijk voor zijn: weersomstandigheden op het moment van gebruik, eventuele tegenstrijdige werking van herbiciden, gebrek aan bevochtiging… Slechts als deze mogelijke oorzaken niet aan de basis kunnen liggen, kan het probleem te wijten zijn aan resistentie.

Wat is resistentie?

Bepaald onkruid vertoont resistentie tegen bepaalde types herbiciden. Het is niet zo dat de herbicidebehandelingen op zich 'zorgen' voor de resistentie, maar ze selecteren bepaalde individuen die de behandeling weerstaan en die dus min of meer baat hebben bij hun vermenigvuldiging.

Er spelen twee factoren een rol bij resistentie

Het gaat om een proces waarbij het onkruid het effect van de herbicide onderdrukt:

  • Resistentie door modificering van het doel: door een verandering van de structuur van het doel op het onkruid, wordt het doel niet meer als dusdanig herkend door het herbicide. Op dat moment is de resistentie compleet en er is een groter risico dat ze gekruist wordt met andere herbiciden van dezelfde familie. In het geval van duist, treft dat type van resistentie vooral de families van FOP's, DIM's en sulfonylurea
  • Metabolische resistentie: het onkruid dat dit type van resistentie vertoont, breekt de werking van het herbicide sneller af dan het onkruid dat er gevoelig voor is. In dat geval is er slechts sprake van een gedeeltelijke resistentie afhankelijk van de snelheid waarmee het onkruid het herbicide afbreekt. In het geval van duist, treft dat type van resistentie vooral de families van FOP's, DIM's, urea en sulfonylurea

Welke technieken gaan resistentie tegen?

In gevallen van resistentie, dienen bovenstaande maatregelen nauwkeurig te worden gerespecteerd (maximale dosering, scheiding van producten met verschillende werking...). Een bestrijdingsschema wordt dan ook aangeraden: een preventieve behandeling in de herfst, gevolgd door een bladwerkende behandeling in de lente.

Tips tegen resistentie

  • Een goede wisselteelt, met afwisselend een winterteelt en een lenteteelt, laat toe de voortplantingscycli van onkruid in wintergraan te doorbreken.
  • Niet alleen afwisselen van actieve bestanddelen in herbiciden voor granen, maar ook wisselteelt beperkt het risico op het voorkomen van resistentie.
  • Beperken tot maximaal één enkele behandeling per jaar met een bestrijdingsmiddel.
  • Er wordt de voorkeur gegeven om de behandelingen elkaar te laten opvolgen in plaats van producten met elkaar te gaan vermengen.
  • De dosis verminderen, is uit den boze
  • Bepaalde teeltmethodes laten toe om op algemene wijze het onkruid te bestrijden waardoor de kans op resistentie beperkt wordt: valse zaaibedden, stoppelbewerking, ploegen...
  • Door het reinigen van de maaidorser na het oogsten van een veld waarin resistente grassen aanwezig zijn voorkom je de verdere verspreiding naar andere percelen.