De voornaamste ziektes in gerst

Ramularia (Ramularia colli-cygni)

Symptomen: er verschijnen korte rechthoekige of ovalen bruinkleurige vlekjes op de binnenkant van de bladeren, omrand door een geelgroene cirkel. Ze manifesteren zich vooral vanaf de aren. Er kunnen ook vruchtlichaampjes waargenomen worden onder een vergrootglas.

Levenscyclus: De ziektekiem overleeft op levende planten en stro. Ze houdt van warmere temperaturen. Temperaturen tussen 20°C en 28°C versnellen de ontwikkeling en kieming van het pathogeen.

Schade: Er kan tot meer dan 1 T/ha van de oogst verloren gaan door de ziektekiem.

Profylactische maatregelen: het achtergebleven stro ingraven.

Mesures prophylactiques : enfouissement des résidus de paille.

Bladvlekkenziekte (Rhynchosporium secalis)

Symptomen: de ziekte manifesteert zich op bladeren en stengels, in de vorm van ovalen groen-bruine vlekken, omringd door een donkerbruine boord. De vlekken kunnen vervolgens lichter worden, uitdrogen en breken.

Levenscyclus: De belangrijkste bodem waar de kiemen zich op kunnen vastzetten, is het achtergebleven afval na het oogsten. Spoorvorming gebeurt tussen 2° en 27°C, waarbij 15°C à 18°C de ideale temperatuur blijkt te zijn. Spoorvorming is uiterst doeltreffend bij een hogere luchtvochtigheid (+95%) in combinatie met frisse temperaturen (10°C à 20°C), een langdurige vochtigheid op de bladeren en een zwakkere lichtsterkte. De sporen die de schimmel produceert op de eerste vlekken worden door de wind en de regen verspreid, wat leidt tot nieuwe besmettingen.

Schade: Er kan tot meer dan 2,5 T/ha van de oogst verloren gaan door de ontwikkeling van de ziektekiem.

Profylactische maatregelen: kiezen van de juiste variëteit, vroeg inzaaien vermijden, achtergebleven stro ingraven.

Netvlekkenziekte in gerst (Drechslera teres)

Symptomen: de ziektekiem manifesteert zich op bladeren onder de vorm van striemen op het uiteinde van de stengels. Ter hoogte van de aren, zorgt de uitdroging van de bladeren voor een longitudinale splitsing van de bladeren, wat een uitgerafeld effect geeft. Je kunt vaak een verloop zien van de onderkant naar de bovenkant van de plant. De geproduceerde aren zijn doorgaans onvruchtbaar.

Levenscyclus: Het mycelium van de ziektekiem overleeft in het omhulsel van het zaad, in slapende toestand. Het kan er dus verschillende jaren overleven. Bij het kiemen van het zaad, wordt de schimmel gereactiveerd en verplaatst hij zich naar de bladeren en de aren.De ideale ontwikkelingstemperatuur ligt tussen 12°C en 16°C. Er kunnen conidia verschijnen op de eerste vlekken, die eveneens de omgeving van de plant kunnen besmetten.

Schade: Kleine planten, aren van slechte kwaliteit en kans op verbranding. 

Profylactische maatregelen: kiezen van de juiste variëteit, vroeg inzaaien vermijden, achtergebleven stro ingraven.

Dwergroest (Puccinia hordei)

Symptomen: Oranjekleurige puisten komen her en der tevoorschijn op de bovenste en onderste delen van de bladeren. Ze kunnen omrand zijn door een geelgroene cirkel.   

Levenscyclus: Uredosporen van heropkomend graan of wilde planten zorgen voor de eerste besmetting. De sporen worden vervolgens over grote afstanden door de wind verspreid in verschillende streken. Op het einde van de ontwikkelingscyclus verschijnen er teleutosporen (zwarte puisten). Deze bevatten sporen en zorgen ervoor dat de schimmel overleeft.

Schade: In geval van erge besmetting rond de aarvorming, kan dit tot grote verliezen aan oogst leiden. 

Profylactische maatregelen: kiezen van juiste variëteit, vroeg inzaaien vermijden, heropkomend graan vernietigen.

Echte meeldauw (Erysiphe graminis)

Symptomen: witte schimmel, hoofdzakelijk op de bladeren. De schimmel wordt vervolgens grijs en er verschijnen zwarte puntjes in. Gunstige factoren. De ziekte wordt schadelijk wanneer ze de aren aantast door wit gekleurde korsten te vormen op het kaf.

Gunstige factoren: besmetting tussen 2°C en 30°C (optimaal bij 15-20°C).  De echte meeldauw kiemt bij eender welke vochtigheid (bij afwezigheid van vloeibaar water) zelfs bij droog weer. Een afwisseling van warme en vochtige dagen werkt de infestatie echter in de hand.

Schade: 10% van de oogst, meer zelfs als ook de aren aangetast zijn.

Profylactische maatregelen: minder gevoelige varianten, een middelmatige densiteit bij zaaien & bijkomstige toevoeging van stikstof achteraf te vermijden.

Echte meeldauw (Erysiphe graminis)

Symptômes : feutrage blanc principalement sur les feuilles. Le feutrage devient ensuite gris et se parsème de points noirs. La maladie est plus dommageable lorsqu'elle affecte les épis en formant des croûtes blanchâtres sur les glumes.

Levenscyclus: de sporen overleven op de stoppels van de voorgaande jaren en de verspreiding van de conidia gebeurt vanaf de herfst tot het einde van de lente. De schimmel doorkruist eerst verschillende vaten voor hij de stengel bereikt.

Schade: gemiddeld 750 kg / ha, maar de schade kan groter zijn in geval van een parasitaire infectie (10 tot 20 q / ha).  

Profylactische maatregelen: kiezen voor minder gevoelige varianten, laattijdiger en minder opeengepakt zaaien, het voorgaande stro of de voorgaande grassen elimineren, de stoppels van de voorgaande teelt omploegen.