Hoe resistentieproblemen tegen fungiciden tegengaan?

Hoe resistentieproblemen tegen fungiciden tegengaan?

Hoe resistentieproblemen tegen fungiciden tegengaan?

In gerst en tarwe worden de schimmels almaar resistenter de laatste jaren. In tarwe wordt bladvlekkenziekte jaar na jaar resistenter tegen triazolen. 20 tot 25% van de huidige stammen in België beschikken over het S524T-gen dat zorgt voor een belangrijke resistentie tegen triazolen.  Ook in gerst wordt de strepenziekte almaar resistenter tegen SDHI's. 70% van de stammen zijn bijvoorbeeld momenteel resistent tegen SDHI's en 30% tegen strobilurines.

Hoe resistentie tegengaan?

  1. Triazolen afwisselen bij gebruik van fungiciden

Triazolen zijn onmisbaar bij het bestrijden van schimmels dankzij hun bewezen werking op het gebied doeltreffendheid, spectrum, gebruiksgemak en prijs. Desondanks zijn ze steeds minder beschikbaar en neemt de resistentie ertegen toe. Het is daarom aangewezen ze af te wisselen en hun werking te koppelen aan die van andere fungiciden.

  1. Maximum 1 SDHI per jaar

Dankzij de groep SDHI's kan niet alleen bladvlekkenziekte, maar ook roest, uiterst doeltreffend bestreden worden. Om een snelle resistentie te vermijden en deze doeltreffendheid op lange termijn te garanderen, is het aangewezen ze preventief in te zetten, ze te koppelen aan andere families van fungiciden, ze slechts één keer per jaar per perceel in te zetten (bij voorkeur in T2) en de dosis ervan niet te verminderen.

  1. Een multisite in het bestrijdingsschema voorzien

Gezien hun werking op verschillende plaatsen in de schimmel, wordt er geen resistentie opgebouwd tegen multisite-fungiciden. Een multisite één keer per jaar voorzien in het bestrijdingsschema is aangewezen. Want deze beschermt daarnaast ook de doeltreffendheid van het andere product.

  1. Fungicidebehandeling vroegtijdig inplannen in de levenscyclus van de ziekte

De curatieve werking van fungiciden verhoogt het risico op selectie van resistente stammen. Voor een optimale doeltreffendheid en een beperkt risico op resistentie, is een vroege behandeling in de levenscyclus van het pathogeen aangewezen.

De werking van resistentie begrijpen

 Fungiciden bevatten een of meerdere actieve stoffen. Deze destabiliseren verschillende vitale biochemische processen in de ontwikkeling en de overleving van pathogene schimmels: de synthese van proteïnen, aminozuren, de stofwisseling, de celdeling... De actieve stoffen 'multisite' (folpet, zwavel) mikken op verschillende van deze biologische processen, dit in tegenstelling tot actieve stoffen 'unisite' die slechts inwerken op een van die processen. Als het aangrijpingspunt van een 'unisite'-fungicide gemodificeerd wordt, kan het dit niet meer herkennen en verandert zijn doeltreffendheid. 

Er bestaan verschillende types resistentie:

  • Resistentie door modificatie van het aangrijpingspunt: Er verschijnen willekeurige mutaties in het genoom tijdens de vermenigvuldiging van het pathogeen. Als een mutatie zich voordoet in een deel van het genoom van het pathogeen dat een rol speelt in de vorming van het enzyme waar de fungicide op inwerkt, zal de vorm van dat enzyme gemodificeerd worden. Het actieve bestanddeel van de fungicide zal vanaf dat moment het enzyme niet meer kunnen herkennen. Dit type resistentie is het meest voorkomend.    
  • Resistentie door overexpressie van het aangrijpingspunt: Mutaties kunnen eveneens zorgen voor een sterke stijging in de productie van het beoogde enzyme in de cellen. Vanaf dat moment, zal de gebruikte hoeveelheid van het actieve bestanddeel bij de behandeling niet meer volstaan om de werking van het enzyme te verhinderen.
  • Resistentie door uitscheiding: Mutaties zorgen voor een overexpressie van bepaalde transportproteïnen die zich in het membraan van de cellen bevinden. Dat zorgt voor een verhoogd transport van vreemde moleculen, zoals actieve bestanddelen in fungiciden, uit de cel.

Overzicht van de evolutie van resistentie in tarwe in België

In België is bladvlekkenziekte het pathogeen dat het meest gevoelig is voor resistentie in tarwe. Ze kan immers de 3 types resistentie ontwikkelen. Bepaalde stammen kunnen zelfs de 3 types tezelfdertijd ontwikkelen. 

Triazolen worden intensief gebruikt om bladvlekkenziekte te bestrijden in België. Ze zijn daarom onderhevig aan de resistentiewerking van de schimmel. De 3 bovenstaande types van resistentie zorgen voor een verhoogde resistentie tegen triazolen, door een accumulatie van mutaties (door de aanwezigheid van inserts in het genoom bijvoorbeeld) in de beide belangrijkste genen (CYP51 en MFS1). De belangrijkste modificatie (S524T), is gekenmerkt door een meer uitgesproken resistentie tegen triazolen en komt voor bij ongeveer 20% van de stammen.

SDHI's worden ook vaak ingezet sinds een tiental jaar, gemiddeld één keer per seizoen. De resistentie tegen deze groep van fungiciden komt vooral door de mutatie(s) binnenin de succinate dehydrogenase, en in mindere mate van de promotor MFS1 die het membraantransport verhoogt (mutatie door secretie). Ongeveer 5% van de geïsoleerde stammen in België beschikken over een van deze mutaties, wat de werking van bepaalde SDHI's beïnvloedt. In alle geval, de trend gaat in stijgende lijn.

Strobilurines hebben daarom zo goed als geen vat meer op bladvlekkenziekte. Door een massaal gebruik tussen 2000 en 2010, gebeurde er een puntmutatie die zich snel over het volledige land heeft verdergezet. Tot op vandaag blijven alle stammen resistent, ondanks een verminderd gebruik van strobilurines in de afgelopen 10 jaar.