Voedselveiligheid en residuen
Waarom kunnen residuen in ons voedsel achterblijven?
Stel, je spuit een gewasbeschermingsmiddel op het gewas… Na enige tijd wordt het middel afgebroken door natuurlijke processen zoals zonlicht, regen en de gewassen zelf. Soms wordt een gewas geoogst voordat het natuurlijke afbraakproces klaar is. Hierdoor kunnen resten (residuen) van een middel in het gewas achterblijven.
Residuen
Residuen bestaan uit het oorspronkelijke chemische middel of uit afbraakproducten (metabolieten). Gelukkig kunnen we dankzij de moderne technologie heel nauwkeurig meten hoeveel van het middel is achtergebleven. We kunnen concentraties van ver beneden de wettelijke normen vaststellen. EU Residumonitoring (2002) in vers en verwerkt voedsel laat zien dat 95% van het voedsel voldoet aan de wettelijke residunormen. 58% van het voedsel bevat zelfs helemaal geen meetbare residuen. Wanneer residuen de wettelijke norm overschrijden, kan dit betekenen dat een gewasbeschermingsmiddel niet correct gebruikt is. De gebruiksaanwijzing is bijvoorbeeld niet opgevolgd. Iets dat eenvoudig te voorkomen is!
Alle stoffen zijn giftig en niets is zonder gif; alleen de hoeveelheid bepaalt het verschil tussen een gif of een medicijn.” Paracelsus 1493-1541.
Wat zijn residunormen en hoe worden ze vastgesteld?
De gegevens uit de residustudies worden niet alleen gebruikt om de blootstelling te berekenen. We gebruiken ze ook om de normen voor residuen vast te stellen.
Wat is een residunorm?
De residunorm is het wettelijk toegestane maximale residugehalte van een gewasbeschermingsmiddel in voedsel of veevoeder. Ook wel bekend als de MRL (maximale residulimiet). Let op: residunormen zijn geen gezondheidsnormen. Ze staan voor residuniveaus die onwaarschijnlijk schadelijk kunnen zijn voor de consument.
Hoe vastgesteld?
Residunormen worden afgeleid uit proeven waarbij een gewasbeschermingsmiddel maximaal wordt ingezet om zelfs onder hoge druk van ziektes, plagen of onkruiden een goede oogst te garanderen. Naast de residunorm wordt ook een bepaalde veiligheidstermijn wettelijk voorgeschreven. Dit is de minimale tijdsperiode tussen de laatste toepassing van het middel en de oogst. De residunorm, in combinatie met de veiligheidstermijn, wordt alleen dan geaccepteerd als blijkt dat het residuniveau veilig is voor de consument. Is dit niet het geval, dan wordt het middel niet toegelaten. Wat dan rest, is het gebruik van het middel zó aan te passen dat het een aanvaardbaar residuniveau heeft.
Internationaal verschillend
Residunormen worden nationaal vastgesteld. Er wordt gekeken naar hoe het middel volgens goed landbouwkundig gebruik in het betreffende land wordt toegepast. Elk land heeft dus zijn eigen residunormen die onderling kunnen verschillen. Alle gewassen die worden geëxporteerd moeten voldoen aan de residunormen van het land van import. Residunormen zijn dus ook handelsnormen. Vaak vormen ze een handelsbelemmering. Dat is de reden waarom binnen Europa de residunormen op dit moment geharmoniseerd worden. Op mondiaal niveau stelt de Commissie CODEX Alimentarius van de World Health Organization/Food Agricultural Organisation (WHO/FAO) residunormen vast. Deze worden helaas niet door alle landen erkend.
Hoe worden residuen in voedsel gecontroleerd?
Voordat een gewas of voedingsmiddel bij de consument terechtkomt, wordt op verschillende punten in de voedselketen het residuniveau van het gebruikte gewasbeschermingsmiddel gecontroleerd. Dit gebeurt met monitoringsprogramma’s van de overheid. In België is FAVV (Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen). Ook de voedingsmiddelenindustrie en handel controleren op residuen.
Waarom residucontrole?
Het belangrijkste doel van de residucontrole is zeker te stellen dat het residugehalte in de praktijk de wettelijk toegestane residunorm niet overschrijdt. Zo wordt gegarandeerd dat de consument geen risico loopt. Het monitoringsprogramma is niet willekeurig, maar richt zich op die gewassen en voedingsproducten waarvan de kans reëel is dat er residuen in worden gevonden, óf waar vragen over zijn gesteld.
Residumonsters
Residumonsters worden regelmatig genomen bij middelen, die vlak vóór de oogst of tijdens de bewaring van het gewas zijn toegepast. Verder vindt er een uitgebreide monitoring plaats van ons basisvoedsel zoals tarwe, aardappelen en melk. Ook van een middel dat pas is toegelaten, kunnen extra monsters worden genomen.
Internationale monitoring
De meeste nationale overheden voeren geregeld controles uit om residuen van gewasbeschermingsmiddelen in voedingsmiddelen op te sporen. Zo loopt er in de Europese Unie een monitoringsprogramma, waaraan vijftien Lidstaten plus Noorwegen, IJsland en Liechtenstein meedoen. In 2002 zijn er maar liefst 46.000 monsters gecontroleerd in Europa. De bevindingen van de programma’s worden in elk land gepubliceerd. Aanvullend controleren ook de voedingsmiddelenindustrie en handel uitvoerig op residuen van gewasbeschermingsmiddelen.
Residuoverschrijdingen
Residuoverschrijdingen kunnen tot ongerustheid leiden bij de consument. Goed om te beseffen is dat, wanneer een residunorm overschreden wordt, dit niet automatisch betekent dat de gezondheid van de consument in gevaar is (zie ook vraag 12: 'Is een incidentele overschrijding van een residunorm schadelijk?').
Kunnen residuen verder worden verlaagd?
De blootstelling aan residuen van gewasbeschermingsmiddelen is erg gering of nul. Dit blijkt uit de residumonitoringsprogramma’s. Bovendien wordt de consument erg goed beschermd door de huidige wetgeving.
Geïntegreerde teelt.
Het residugehalte in voedsel hangt af van het tijdstip waarop en de omstandigheden waarin de gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt. Hierdoor kunnen precieze teeltmethodes zoals geïntegreerde teelt in de meeste gevallen ervoor zorgen dat het residugehalte daalt. Geïntegreerde teelt staat voor een teeltsysteem waarbij producten van hoge kwaliteit worden geproduceerd op economisch, milieutechnisch en sociaal verantwoorde wijze. In geïntegreerde teelt worden plagen, ziekten en onkruiden voorkomen of bestreden met de meest geschikte techniek of methode. Dit kunnen ook cultuurtechnische, biologische, biotechnologische, mechanische en chemische maatregelen zijn.
Duurzame landbouw
De algemene regel voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen bij geïntegreerde teelt is: ‘Zo veel als minimaal nodig is’. Door minder chemische gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken, is de verwachting dat ook het residugehalte in voedsel daalt. Het verantwoord gebruik van deze middelen binnen geïntegreerde teelt is een sleutelelement van de duurzame landbouw in de hele wereld. Syngenta steunt actief de ontwikkeling en implementatie van geïntegreerde teelt.
Andere oplossingen
Wat zorgt er nog meer voor dat de consument minder aan residuen wordt blootgesteld? Een belangrijk deel van de residuen zitten in de niet-eetbare delen van het gewas, bijvoorbeeld in de schil van bananen of sinaasappels. Residuen die achtergebleven zijn in de eetbare delen kunnen verminderd worden of helemaal verdwijnen door het gewas te wassen of te verwerken (zoals koken).Wanneer gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt, wordt in de meeste gevallen een lagere dosering of lagere toepassingsfrequentie gebruikt dan is voorgeschreven. Bedenk dat residunormen gebaseerd zijn op een maximaal gebruik.
Waarom verschillen residunormen van land tot land?
De manier waarop een gewasbeschermingsmiddel wordt gebruikt, verschilt van land tot land. Dit heeft te maken met het feit dat er verschillen in ziekte- en plaagdruk zijn, afhankelijk van het klimaat. Om deze verschillen te compenseren, varieert het voorgeschreven gebruik van de middelen per land. Dit leidt tot verschillende residunormen. De residunorm wordt vastgesteld op basis van het aanwezige residu dat bij de oogst of na het bewaren in de residuproeven gevonden wordt. Dit terwijl rekening wordt gehouden met de vereiste veiligheidsmarge. Alleen wanneer de risicobeoordeling aantoont dat de residunorm geen risico vormt voor de consument, wordt een middel toegelaten (zie ook vraag: "Wat zijn residunormen en hoe worden ze vastgesteld?").
Wat zijn importtoleranties en waarvoor worden ze gebruikt?
De term ‘importtolerantie’ is een residunorm van een gewasbeschermingsmiddel dat niet wordt gebruikt in het land van import. Dit komt bijvoorbeeld voor bij importgewassen die niet in het land van invoer worden geteeld. Voor Nederland en België zijn dit exotische fruitsoorten zoals nectarine, ananas en banaan. Verder worden importtoleranties vastgesteld voor geïmporteerde levensmiddelen die uit een land komen waar de teeltomstandigheden anders zijn en andere gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt. Bijvoorbeeld om een insect te bestrijden dat niet voorkomt in het land van import.
De residunormen voor importproducten worden op dezelfde manier vastgesteld als voor nationaal geteelde producten. Ook geïmporteerde producten worden gemonitord, om te controleren of ze voldoen aan de importtolerantie. Ze zijn dus veilig voor consumptie (zie ook de vraag "Is een incidenteel overschrijding van een residunirm schadelijk?").
Is mijn eten veilig?
Weet u dat gewasbeschermingsmiddelen tot de best onderzochte en meest wettelijk gereguleerde chemische producten ter wereld behoren? Ze worden met dezelfde intentie onderzocht als medicijnen. Hoe dit gebeurt, leest u hier en in de volgende delen.
Uitgebreid onderzocht
Voordat gewasbeschermingsmiddelen daadwerkelijk gebruikt kunnen worden, moeten ze eerst zijn ‘toegelaten’, zoals dat heet. Dit houdt in dat een onafhankelijke, bevoegde overheidsinstantie alle middelen uitputtend onderzoekt en beoordeelt. Een middel kan alleen gebruikt worden wanneer de veiligheid voor mens, dier en milieu kan worden gegarandeerd. Pas als het middel is toegelaten (en dus veilig is bevonden), mag het verkocht en gebruikt worden.
Transparante procedure
In België is de overheid verantwoordelijk voor de toelatingsprocedure. Dit is een onafhankelijke procedure die volledig transparant is voor het publiek. De procedure is erg uitgebreid en grondig. Het middel wordt onderworpen aan een uitputtende reeks onderzoeken om risico’s voor de gezondheid van de mens en het milieu te kunnen vaststellen. Het standaardonderzoek om een gewasbeschermingsmiddel toe te laten, omvat meer dan 120 studies. De duur van deze studies varieert van een maand tot vijf jaar. Het totale onderzoeks- en ontwikkelingstraject van een gewasbeschermingsmiddel kan daardoor wel acht jaar in beslag nemen!
Zekerheid voor consument
Als consument weet u dus zeker dat de gewasbeschermingsmiddelen die nu gebruikt worden, van alle kanten getest zijn op veiligheid voor de gezondheid van mensen, dieren en het milieu. Anders zou het middel níet toegelaten zijn.
Hoe wordt de veiligheid beoordeeld?
Om vast te stellen of een gewasbeschermingsmiddel veilig in de praktijk te gebruiken is, voeren de bevoegde overheidsinstanties (in Nederland het CTGB) een risicobeoordeling voor de gezondheid uit. Deze beoordeling bestaat uit drie hoofdelementen:
Bepalen van de gevaareigenschappen van het gewasbeschermingsmiddel en vaststellen van een gezondheidskundig toelaatbaar geachte grenswaarde (oftewel gezondheidsnorm)
Om te bepalen in welke mate een gewasbeschermingsmiddel schadelijk is voor de mens, wordt een groot aantal studies uitgevoerd. Deze bestuderen alle relevante gezondheidsrisico’s (waaronder kanker en effecten op de voortplanting). De uitvoering gebeurt onder toezicht en volgens internationaal erkende richtlijnen die overheden hebben vastgelegd.
Wanneer uit de studies blijkt dat er van een blootstellingsniveau geen nadelige effecten gevonden zijn, wordt dit aangeduid met ‘No Observed Adverse Effect Level’ (NOAEL). De gezondheidsnorm wordt bepaald door een veiligheidsfactor van tenminste 100 toe te passen op de laagst gevonden NOAEL. Dit wordt bij chronische (langdurige) blootstelling de Acceptabele Dagelijkse Inname (ADI) genoemd. Bij acute (korte) blootstelling heet deze grenswaarde Acute Referentie Dosis (ARfD). Deze maar liefst 100-voudige veiligheidsfactor is zeer effectief gebleken voor de bescherming van de gezondheid van mensen.
Vaststellen van de blootstelling aan het gewasbeschermingsmiddel via de consumptie van voedsel
Om de blootstelling te kunnen vaststellen, moeten we eerst het volgende weten:
Voedsel: wat en hoeveel?
Hoeveel en wat we eten wordt geschat aan de hand van dieettabellen die de overheid gebruikt. Met behulp van voedselconsumptiepeilingen wordt onderzocht hoeveel van een bepaald voedingsmiddel volwassenen, kinderen en baby’s consumeren. Het is bekend dat vegetariërs en bepaalde culturele groepen afwijken van het gemiddelde voedingspatroon. Hierover wordt steeds meer informatie verzameld.
Hoeveelheid residu
De hoeveelheid residu dat in het voedsel kan voorkomen, wordt gemeten in residustudies voor alle gewassen waarvoor het middel wordt gebruikt. Residuproeven worden uitgevoerd volgens internationale richtlijnen in het veld, in kassen en tijdens het bewaren. Deze gaan uit van een 'worst case scenario'. Dit betekent dat de residuniveaus worden bepaald met studies waarin het middel met een maximale dosering en een maximaal aantal toepassingen is gebruikt. Bovendien zo lang mogelijk, tot aan het tijdstip voor de oogst dat noodzakelijk is om de plaag of ziekte te bestrijden, dus met minimale afbraaktijd. Met andere woorden: de studies simuleren een extreme situatie van plagen en ziekten, die in de praktijk weinig voorkomt.
De blootstelling vergelijken met de gezondheidsnorm
Tot slot vergelijken (inter-) nationale autoriteiten de mogelijke blootstelling met de gezondheidsnorm (ADI en ARfD). Dit ter bevestiging dat het risico aanvaardbaar is en er geen gezondheidsrisico’s voor de consument worden verwacht. Zowel voor de blootstelling op korte als lange termijn moet bewezen worden dat het middel veilig is.
Toegelaten
Een gewasbeschermingsmiddel in een bepaald gewas wordt op basis van de Bestrijdingsmiddelenwet alleen toegelaten als er voldoende veiligheidsmarge zit tussen de verwachte blootstelling en de vastgestelde gezondheidsnorm. Pas en alleen dan mag het middel daadwerkelijk in de praktijk gebruikt worden.
Is een incidentele overschrijding van een residunorm schadelijk?
In de meeste gevallen is een overschrijding van een residunorm niet schadelijk, omdat de residunorm niet gelijk is aan de gezondheidsnorm. Bovendien is deze zo vastgelegd dat er een ruime veiligheidsmarge is tussen de gezondheidsnorm en residunorm.
Erg voorzichtige norm
Residunormen worden bepaald aan de hand van zorgvuldig uitgevoerde veldproeven waarbij de maximale dosering van het middel in combinatie met het maximaal aantal toegestane toepassingen wordt gebruikt. Dit terwijl een minimale tijdsperiode tussen de laatste toepassing en de oogst in acht wordt genomen. De residuwaarden uit de proeven worden ingebracht in een wiskundige formule waarmee de residunorm wordt berekend. De berekende residunorm is altijd hoger dan de hoogst gevonden residunorm uit de veldproeven. In de risicobeoordeling voor de consument worden dus ruime veiligheidsmarges ingebouwd. Belangrijke wetenswaardigheden: de residunorm is geen gezondheidsnorm!
De residuwaarde zal de residunorm alleen overschrijden in een aantal gevallen:
- als de gebruiksaanwijzing bij het gebruik van het middel niet wordt opgevolgd.
- als het product is gebruikt op een gewas waarop het niet is toegelaten.
- als het een geïmporteerd product is waarvoor in het land van herkomst een andere residunorm is vastgesteld dan in het land van import. Als er een overschrijding wordt gevonden, worden er maatregelen genomen om de kans op herhaling te voorkomen.
- Als de Belgische- en Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit of vergelijkbare instanties in andere lidstaten voedselproducten vinden met risicovolle residugehaltes, dan wordt het Europese Rapid Alert Systeem ingeschakeld. Dit systeem waarschuwt alle Europese landen voor producten met te hoge residuniveaus. De individuele lidstaten halen vervolgens die producten zo snel mogelijk van de markt. Deze procedure is vastgelegd in regelgeving.
Hoe zit het met combinaties van residuen?
Onder consumenten is er bezorgdheid over bepaalde combinaties van gewasbeschermingsmiddelen die elkaar mogelijk versterken en zo nadelige effecten kunnen hebben op de gezondheid. Wanneer iemand een combinatie van een aantal chemische middelen binnenkrijgt, zouden de nadelige effecten op de gezondheid groter kunnen zijn dan de som van de effecten van de individuele gewasbeschermingsmiddelen. In 1999 heeft de European Committee on Toxicity of Chemicals in Food, Consumer Products and the Environment in het Verenigd Koninkrijk het risico van gecombineerde residuen van gewasbeschermingsmiddelen en diergeneesmiddelen in voedsel onderzocht. Dit op verzoek van het Food Standards Agency (Bureau voor Voedingsnormen).
In hun rapport concludeert de commissie dat, hoewel effecten gevonden kunnen worden bij hoge doseringen van middelcombinaties, het niet waarschijnlijk is dat er een gezondheidsrisico is. Dit omgerekend naar de veel lagere residuniveaus die gevonden worden in voedsel. De commissie heeft wel om verder onderzoek naar effecten van combinaties van middelen gevraagd. Dat geldt ook voor onderzoek naar het type effect en de werking van de effecten bij combinaties van gewasbeschermingsmiddelen, diergeneesmiddelen en andere gelijksoortige producten.
Hoe zit het met babyvoeding?
Volgens de Europese richtlijnen mag verwerkte babyvoeding niet méér dan 0,01 milligram gewasbeschermingsmiddel per kilogram babyvoeding bevatten.
Verder is het gebruik van bepaalde middelen in granen ingeperkt, wanneer dit graan wordt gebruikt voor babyvoeding. Het is belangrijk om te benadrukken dat deze gezondheidsnorm van 0,01 mg/kg geen wetenschappelijke basis heeft. Het is een algemeen geldende en veilig bevonden norm. Anders gezegd: van toepassing op alle gewasbeschermingsmiddelen, ongeacht hun giftigheid. Deze norm houdt geen rekening met het daadwerkelijk risico op basis van de blootstelling.
Hoewel de wens om het residuniveau in babyvoeding tot een minimum te beperken begrijpelijk is, moeten we ook het belang van het behoud van een betaalbare, constante en kwalitatief hoogstaande toevoer van voedselproducten in het oog houden
Vaak wordt ervan uitgegaan dat biologisch geteeld voedsel beter en veiliger is dan voedsel waarbij gewasbeschermingsmiddelen zijn gebruikt. Laten we eens kijken naar het totaalplaatje.
Biologische landbouw
De biologische landbouw is een vorm van duurzame landbouw waarbij in principe geen synthetische gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt. De interesse en de vraag naar biologische producten is de afgelopen jaren sterk toegenomen. In veel ontwikkelde landen kopen de consumenten steeds meer en vaker biologische producten. Ondanks dit succes is de biologische productie nog altijd een nichemarkt van de totale markt van verse producten en voedingsmiddelen.
Lagere oogstopbrengsten
De oogstopbrengsten bij biologische landbouw zijn lager dan van de traditionele landbouw. Biologische landbouw kan hierdoor niet op grote schaal op een duurzame manier worden toegepast en tegelijkertijd voldoende kwalitatief voedsel tegen een redelijke prijs produceren. Als heel Europa zich biologisch zou voeden, dan moet 28 miljoen hectaren extra grond worden bewerkt. Dit is gelijk aan de totale bosoppervlakte van Frankrijk, Duitsland, Denemarken en Groot-Brittannië. Het spreekt vanzelf dat dit invloed zou hebben op het landschap, de wilde flora en fauna. Dergelijke effecten moeten meegenomen worden in de beoordeling van de duurzaamheid van een teeltmethode.
Veiliger...?
Wat betreft voedselveiligheid is het Britse Food Standards Agency (Bureau voor Voedingsnormen) van mening dat het niet bewezen is dat biologisch geteelde voedingsmiddelen qua veiligheid en voedingswaarde verschillen van traditioneel geteelde producten (UK FSA, 2000).
Wat zijn gewasbeschermingsmiddelen?
Gewassen bevinden zich continue in de gevarenzone. Het zijn de hardnekkige schimmels, vernietigende insecten en alles overwoekerend onkruid die de gewassen de nek om kunnen draaien. Gewasbeschermingsmiddelen geven deze ziekten en plagen geen kans.
Goed en gezond voedsel
Gewasbeschermingsmiddelen kunnen zowel van natuurlijke als kunstmatige (synthetische) chemische oorsprong zijn. Ze beschermen de gewassen en zorgen ervoor dat het voedsel voor de consument goed en gezond is, er goed uitziet en langere tijd bewaard kan worden. De gewasbeschermingsindustrie is erg innovatief. Steeds wordt onderzocht hoe het beter en veiliger kan: voor het gewas, de mens en het milieu. Zo zijn de meeste middelen nu ook werkzaam in lagere doseringen en sneller afbreekbaar in het milieu. Ook zijn de middelen veiliger voor nuttige of in de natuur voorkomende insecten en organismen.
Waarom gebruiken we gewasbeschermingsmiddelen?
Om iedereen voldoende, gevarieerd en gezond voedsel te kunnen garanderen. De wereldbevolking groeit namelijk elke dag met 200.000 personen (dit betekent iets meer dan 70 miljoen per jaar). Als de gewassen niet beschermd worden tegen plagen, onkruiden en ziekten, zou 30 tot 40% van ons voedsel verloren gaan. Gewasbeschermingsmiddelen zijn dus broodnodig.
Ontwikkelde landen
Voor de ontwikkelde landen geldt dat we juist dankzij de gewasbeschermingsmiddelen kunnen profiteren van de enorme keuze, constante aanvoer en hoge kwaliteit voedsel tegen de huidige prijzen. Precies zoals we gewoon zijn en het zo willen houden! Niettemin wil de consument zo min mogelijk resten van middelen in het voedsel. Het is dus belangrijk hier een evenwicht in te vinden.
Goed voor gezondheid
Maar wat veel mensen niet weten, is dat gewasbeschermingsmiddelen de gezondheid van mensen juist ten goede kan komen. Ze verlagen namelijk het niveau van giftige stoffen afkomstig van schimmels en bacteriën in voedsel. Hierdoor neemt het aantal voedselvergiftigingen af. Nog een feit: in sommige gevallen verhogen ze de voedingswaarde van voedsel. Zo kan een gewasbehandeling tegen schimmels het eiwitgehalte van graangewassen verbeteren. Goed voor de gezondheid van veel mensen!
Hoge kwaliteit
Verder zorgen de middelen ervoor dat we gewassen met een hoge, constante kwaliteit kunnen oogsten. Dat wil zeggen: onbeschadigd, zonder insecten en met weinig afval. En dit is wat consumenten, voedselverwerkende bedrijven en supermarkten willen. Ook verlengen gewasbeschermingsmiddelen het aanvoerseizoen van veel gewassen en de houdbaarheid van voedsel. Dit betekent dat de consument alle maanden van het jaar veel keus heeft en minder hoeft weg te gooien. Deze rol in de voedselhygiëne plus het voorkomen van besmetting door knaagdieren, vliegen en andere insecten, maken gewasbeschermingsmiddelen belangrijk voor de voedselveiligheid en gezondheid.
Voldoende voedsel
Wat niet iedereen weet, is dat gewasbeschermingsmiddelen tegenwoordig verantwoord worden gebruikt in geïntegreerde teelt (Integrated Crop Management, ICM). Dit vormt de basis voor duurzame landbouw. Gewasbeschermingsmiddelen zijn van cruciaal belang om schaarse hulpbronnen zoals grond, water en arbeidskrachten zo optimaal mogelijk te benutten. Zonder gewasbeschermingsmiddelen zouden wij er veel minder goed in slagen om voldoende voedsel (voor iedereen) van goede kwaliteit te produceren. En dat is van wereldbelang!