Gelijkmatige opkomst geeft het hele uienseizoen plezier
“Een ongelijkmatige opkomst achtervolgt je het hele uienseizoen.” Steven Dorrestijn, Crop Advisor bij Syngenta Crop Protection laat geen kans voorbij gaan om het belang van secuur zaaiwerk te benadrukken.
“Zorg voor voldoende losse grond en, nog veel belangrijker, zorg dat al het zaad in vaste vochtige grond ligt. De zaaidiepte die daar bij hoort is geen vast gegeven. Op lichtere grond kan het vaak iets ondieper dan op zware klei. Maar je ziet de laatste jaren wel een tendens om iets dieper te zaaien. Soms tot wel 3 cm of meer.”
Wel of niet beregenen?
De voordelen van een gelijkmatige opkomst zijn legio, vervolgt Dorrestijn. “Je hebt er in vrijwel elk gewas-stadium profijt van. Dat begint al bij het afbranden vlak voor opkomst. Maar ook bij de timing van de onkruidbespuitingen na opkomst betaalt het zich uit. Tweewassigheid maakt zowel de timing als de middelenkeuze lastiger. Het wordt dan vaak een compromis. Dat geldt ook bij de aanpak van insecten na opkomst. En richting het eind van het seizoen heb je de MH-bespuiting die ook z’n eigen optimale gewasstadium heeft.”
Voor de onkruidbestrijding is behalve een gelijkmatig gewas ook een schone start van belang. Dorrestijn: “Zorg dat je bij opkomst onkruidvrij land hebt. In veel gevallen zal dat lukken met de bekende afbrandbespuiting maar als er voor het zaaien grotere onkruiden staan, moet je daar wat aan doen. Die pak je niet met de zaaibedbereiding.” Ook de timing van de afbrandbespuiting komt nauwkeurig. “Drie dagen te vroeg, kan je veel extra middel na opkomst kosten.”
Aanpak insecten steeds lastiger
Met het wegvallen van de insectencoating en middelen voor volveldsbespuitingen wordt de aanpak van insecten in uien steeds lastiger. Dat geldt zeker in gebieden met een onvoldoende dekking van de Steriele Insecten Techniek (SIT) van de Groene Vlieg. “Uienvlieg en bonenvlieg geven allebei meer problemen op lichtere grond maar ook op zwaardere grond kunnen ze tot plantuitval leiden”, weet Dorrestijn. “De belangrijkste tip die ik telers kan geven is: inspecteer je gewas regelmatig.” Het herkennen van de oorzaak van plantuitval is niet altijd even makkelijk maar Dorrestijn heeft wel een paar handvatten. “De maden van de uienvlieg en de bonenvlieg vreten net onder het maaiveld het kiemplantje aan. Het plantje breekt op een gegeven moment af. De maden van de bonenvlieg zijn er vaak iets eerder dan de maden van de uienvlieg. De volwassen insecten doen trouwens geen schade.”
Wel of niet beregenen?
Bij de afweging om te beregenen is het belangrijk dat u het verloop van de kieming goed volgt. Inspecteer het perceel vanaf 10 dagen na het zaaien regelmatig. Controleer altijd op meerdere plekken op het perceel of u kiemende uien vindt. Wanneer u ziet dat de kieming ongelijkmatig verloopt of langdurig uitblijft door droogliggend zaad, moet u serieus overwegen om te beregenen. Dat doet u bij voorkeur met een beregeningsboom en anders met een fijne nozzle op het kanon van de haspel. Geef 15 mm water en kom na 5 dagen terug met nog zo’n gift. De EC van het beregeningswater mag niet hoger zijn dan 2.0.